‘Ik wil alles!’ En terecht!
Willen wat je nog niet hebt, is de oorzaak van veel onvrede en lijden. Verschillende spirituele stromingen hebben de strategie om af te zien van ‘alsmaar iets willen’. Maar vanuit een evolutionaire spiritualiteit wordt ‘alles willen’ volledig gehonoreerd. Het wordt gezien als de sleutel om vanuit bewustzijn je leven tot glorie te brengen. Hoe zit dat?
‘Alles willen’ is populair
Dat alles wat kan, ook moet kunnen, is een populair idee. Sterker nog, succes wordt gelijkgesteld aan jezelf voldoende genoegens bezorgen. Het lijkt het toppunt van de Westerse beschaving waarin elk ‘ik’ dient te zorgen voor zijn eigen materiële rijkdom en emotionele welzijn. Het ‘ik’ dat zich identificeert met wat het heeft, weet, kan, zijn rol en functie, kan ook moeilijk anders.
Als het niet lukt
Dit afgescheiden zelf wordt vanuit het bewuste perspectief gezien als een permanente bron van lijden. Het is namelijk altijd bezig iets te verwerven opdat er straks iets komt wat er nu niet is. Of het is bezig iets te voorkomen wat niet meer mag gebeuren of wat er wel is. Het is nooit tevreden met wat er is.
Vrees en teleurstelling
Dit bewustzijn is altijd op zijn hoede over wat in de toekomst mis kan gaan. Er is een permanente alertheid en vrees ten aanzien van wat komen gaat. En als er iets eenmaal is misgegaan, is er teleurstelling en pijn over het verleden. En dat wordt weer meegenomen naar wat in de toekomst opnieuw mis kan gaan. Wat weer een vorm van vrees is over wat er mogelijk gaat komen. Dit zijn de onderliggende gevoelsstromen in weerwil van alle streven naar bevrediging.
‘Ik moet minderen’
Eén oplossing die door de eeuwen heen beproefd is, is om niet meer zoveel te willen. Regelmatig kom ik die invalshoek tegen bij mensen die ik spreek. Ze streven er naar om minder te willen. Dat kan verstandig zijn, zeker als dat ‘willen’ een overspannen overlevingsstrategie is. Er is dan meer sprake van ‘overleven’ dan van ‘leven’.
‘Willen’ en ‘streven’ zullen altijd blijven
Toch is het door de eeuwen heen niet gelukt om al dat ‘streven’ en ‘willen’ uit te roeien. Dit ondanks de vele pogingen van de grote tradities met een ascetische invalshoek. ‘Meer willen’ of zelfs ‘alles wel willen’ lijkt bij ons mensen te horen. Zou het bestaan dan zo wreed zijn, om ons op te zadelen met zo’n verlangen en ons daar vervolgens aan te laten lijden? Maar hoe kan ‘alles willen’ dan verenigd worden met vreugde en vervulling? Daarvoor neem ik je mee op een beschouwend reisje.
Bewustzijn van het geheel en individualiteit
Een bekende metafoor uit de grote spirituele tradities van het Oosten kan ons hier helpen. Als je naar de zee kijkt, zie je zowel de uitgestrektheid van de zee als de golven die eruit oprijzen. De golven worden geboren, leven en sterven in de zee. Zowel de golven als de zee zijn niets anders dan water en daarin zijn ze één geheel. Precies zo is de relatie tussen de individuele mens en de totaliteit. Er is de totaliteit van het bestaan. Tegelijkertijd is ieder mens een afzonderlijke individualiteit. Maar zowel de totaliteit als de individuele mens zijn opgebouwd uit datgene waaruit alles opgebouwd is. Ieder mens is een unieke manifestatie en expressie van die totaliteit. In die zin zijn we nooit gescheiden van alles wat is. De mens heeft daarbij een geest waarmee hij dit alles kan beseffen. Hij kan vanuit een innerlijk besef weten dat hij een inherent onderdeel is van alles wat is. Maar daar leven we meestal niet. We leven vaak in afscheiding daarmee. Maar dat hoeft niet zo te blijven. Daar is echter wel voor nodig dat je de drijfveer om ‘meer te willen’, zo niet ‘alles wat je hart begeert’ te willen, blijft volgen.
Een limitering van de totaliteit
Het bestaan drukt zich uit in ieder individueel mens, zoals ook in iedere andere individuele manifestatie. Iedere unieke manifestatie is een limitering, een beperking ten opzichte van het geheel. En die beperking geeft elke manifestatie zijn specifieke plaats en mogelijkheden. Dit lijkt geen probleem te zijn voor alle minder bewuste verschijningsvormen, zoals planten en dieren. Maar voor de mens ligt dat anders. Hij kan dit als een pijnlijke beperking ervaren. Gelukkig maar, zoals we zullen zien.
Een mens leert overleven zoals alle levensvormen
Ieder mens maakt in zijn vroege leven lastige momenten mee. Dat geeft hem uitdagingen om te leren beter te overleven. En als iets pijn doet trekt hij zich terug in een contractie. En die contractie beschermt hem. Als het over is, komt hij weer tevoorschijn. Tot zover geen verschil met de dieren. Ook heeft een mens, zoals alle soorten, gezonde manieren om ervoor te zorgen dat hij krijgt wat hij nodig heeft. Op het fysieke niveau drukt zich dat uit als ‘honger’. Op het niveau van denken en voelen van de mens bestaat het als een emotionele ‘behoefte’. Op het mentale niveau drukt het zich uit als ‘willen’. Tot zover ervaart de mens geen probleem.
De eerste schok, de zelfcontractie en de fixatie
Maar nadat het kind een ‘ik’ heeft gevormd, raakt de contractie gefixeerd door een onbewuste identificatie. Op het moment dat we op schokkende en lastige momenten in ons kwetsbare vroege leven, niet gespiegeld en gehouden worden door onze ouders, gaan we proberen daar zelf voor te zorgen. Het ‘zelf’ gaat zich onbewust identificeren met degene die het in de contractie wordt. En de inhoud van de identificatie is een verklaring voor het nare gevoel van de contractie. ‘Ik ben kennelijk niet de moeite waard’, ‘Ik schiet tekort’, ‘Ik ben niet ok’, ‘Ik mag er niet zijn’ enz enz. En hoewel dit geen prettige gedachtes zijn, wordt onze pijn ermee verdoofd. Dit gaat volledig onbewust en automatisch. Het kind komt terecht in een ‘armoede-bewustzijn’. Het ‘zelf’ gaat onbewust leven vanuit deze onbewuste overtuigingen. Het gaat ze bevestigen of bestrijden, of gaat andere mensen helpen hun tekort op te vullen. En dat creëert allerlei vormen van lijden in het eigen leven en dat van de mensen er omheen. En hoe bizar ook en waarom het ontwerp zo in elkaar steekt weet denk ik niemand, maar juist dit is de bron van ons neurotische ‘willen’. (Zie ook ‘De eerste schok van de mensheid’)
Onbewust vergeten
De limitering die elke individuele manifestatie is, wordt door onze onbewuste identificatie met de pijn-vermijdende overlevingsstrategie, losgetrokken van het geheel. Het individu identificeert zich met zijn ideeën, rollen, kennis, bezittingen, met zijn gevoelens en zijn lichaam. En daarmee trekt het zich terug op zichzelf. ‘Ik ben dit wel en dat niet’. In deze onbewuste afscheiding , raakt de mens het vanzelfsprekende open contact met de ander kwijt. Maar ook met zichzelf en de eenheid en het grotere geheel. Daarom heet dit ‘zelf’ het ‘afgescheiden zelf’. Ook al weet je nog dat er anderen zijn en er een omgeving is, dat is een mentale vaststelling maar geen innerlijke ervaring meer.
IQ intelligent, maar levensdom
In de loop van onze ontwikkeling hebben we dan steeds minder contact met het ‘submentale’ onderliggende leven dat we zelf ook zijn. Het leven dat initieel zo rijk is aan te ervaren sensaties, emoties en gevoelens, waarmee we als mens niet alleen verbonden zijn met de diepere lagen in ons eigen wezen, maar ook met de wereld om ons heen. En zo worden we misschien mentaal en IQ-intelligent, maar ‘levensdom’. We worden onwetend over de grond van ons bestaan en kunnen daarmee het leven, dat we zelf zijn, niet integraal leren kennen, laat staan begeleiden door zijn bestaan.
Het benauwd krijgen
Het ‘afgescheiden zelf’ identificeert zich dus met zijn contractie en maakt zich daarmee los van het geheel. En doordat het zich losmaakt van het geheel, komt het in een bepaald onvermogen terecht. Vanuit het geheel gezien limiteren we onszelf niet alleen tot een deel ervan, maar maken we onszelf tot een los deel in het grotere geheel. En dat brengt ons potentieel in contact met dat wat we daardoor missen. Het ‘afgescheiden zelf’ brengt ons in de positie dat er dingen buiten ons zijn, die we willen hebben. We beseffen dat we iets missen en dat we tekort schieten. We staan oog in oog met onze onvolmaaktheid, onze eindigheid en de vraag naar de zin van ons bestaan. Onze toekomstige dood wordt ineens meer dan een gegeven. Het wordt een uitdrukking van onze beperktheid en daarmee wordt het een probleem. En hier begint de terugtocht naar de eenheid waar we vandaan komen te gloren. Die tocht begint echter met onze neurotische vormen van ‘willen’.
Het afgescheiden zelf zoekt een oplossing buiten zichzelf
Het afgescheiden zelf gaat als vanzelfsprekend op zoek naar een oplossing. Hij gaat ‘meer willen’ en zijn capaciteit vergroten om meer te krijgen. Hij gaat de beperkingen van het ‘afgescheiden zelf’ proberen te overwinnen. ‘Als ik niet gezien wordt zal ik bewijzen dat ik waardevol ben’. ‘Als ik iets niet heb, zal ik er voor zorgen dat ik het krijg.’ ‘Als ik beperkt wordt, zal ik ervoor zorgen dat ik er doorheen breek.’ Hij gaat tegen zijn beperktheid en eindigheid vechten. En daar zet hij heel veel, zo niet alles voor in. Kortom hij doet een onbewuste en onbeholpen poging om weer tot iets groters te behoren en om weer heel te worden. In die zin is ‘alles willen’ een herinnering aan het verloren paradijs dat het afgescheiden zelf alsnog wil betreden. Het neurotische willen is dus een onbeholpen poging om weer heel te worden.
Een onoplosbaar dilemma
Dit is echter een strategie die, uitegevoerd door het afgescheiden zelf, nooit tot een oplossing komt. Er zal buiten ‘mijn afgescheiden zelf’ per definitie van alles zijn wat ‘ik’ niet ben en heb. En vanuit dit ‘armoede-bewustzijn’ heeft mijn ‘willen hebben’ daarom een neurotisch karakter. Op het fysieke niveau komt dit bijvoorbeeld tot uiting als een eetverslaving, als een vervorming van een gezonde eetlust. Op het niveau van denken en voelen bestaat het als compenserende emotionele ‘behoeftes’. Op het mentale niveau bestaat het als controlerende vormen ‘willen’ om te ontsnappen aan mijn angstige onzekerheid.
Het afgescheiden zelf komt niet verder dan deze drie niveaus. Dit totdat het besef doorbreekt, dat ‘het afgescheiden zelf’ op zich het probleem is. Maar hoe komt het afgescheiden zelf daar achter? Dat gebeurt op het moment dat het afgescheiden zelf in het mensenleven zijn limiet bereikt. En daarvoor is het nodig dat het al die tijd daarvoor blijft ‘willen’ en ‘hopen’ en doorgaat met proberen het ‘probleem, op te lossen!
De tweede schok van je leven
Het ‘afgescheiden zelf’ heeft zijn limiet bereikt op het moment dat het niet meer weet hoe het verder moet. Dat gebeurt meestal in een crisis. We zijn vastgelopen in onze manier van overleven. Dat noem ik de tweede schok van ons bestaan. Nadat we alles geprobeerd hebben, alles gegeven hebben, blijkt het niet gewerkt te hebben. De vanzelfsprekendheid dat het allemaal wel door gaat en wel goed komt is weg. Daardoor begint het afgescheiden zelf zich dingen af te vragen als: ‘Is dit het nu?’ ‘Wie ben ik?’ ‘Wat is de zin van mijn leven?’ ‘Wat wil ik nog?’ etc. het afgescheiden zelf is bewust onbekwaam geworden en wordt nu echt vatbaar om voorbij zijn armoede-bewustzijn te komen. (Zie ook ‘De Tweede Schok van de mensheid‘.)
De hereniging met het geheel
Uiteraard probeert het afgescheiden zelf zijn ‘onbekwaamheid’ eerst vanuit het afgescheiden zelf op te lossen. De vragen over de zin van het leven worden alleen moreel en logisch benaderd. Maar het afgescheiden zelf staat op de rand van een nieuwe ontdekking. Namelijk dat het deze vragen niet vanuit ‘zichzelf’ kan oplossen. Het afgescheiden zelf staat potentieel open voor een nieuwe benadering. Het kan er achter komen dat de ‘zelfidentificatie’ niet ‘waar’ is. Het kan ontdekken dat er wel een ‘zelf’ is, maar dat dit ‘zelf’ niet hoeft te bestaan uit datgene waarmee het zich tot nu toe heeft geïdentificeerd. Dit is het moment waarop meditatie, contemplatie en vormen van bewuste ontwikkeling van doorslaggevende betekenis kunnen zijn. Het ‘zelf’ kan zich voor het eerst gaan realiseren als een veel grotere ruimte waarbinnen ‘individualiteit’ én ‘totaliteit’ als een gedifferentieerde eenheid bestaan. Daarmee komt potentieel aan het ‘willen’ van dingen buiten het ‘afgescheiden zelf’ een einde. Het beseft dat het al onderdeel van het geheel is. Het afgescheiden zelf begrijpt ineens, dat al dat mentale willen een onbeholpen poging was om uit de vergetelheid te komen en zich weer te verenigen met het geheel.
Bewust terug vallen in ‘rijkdom-bewustzijn’
Het ‘zelf’ dat voorbij het mentale ‘willen’ is gekomen, is weer terecht gekomen in het ‘rijkdom-bewustzijn’, waar het in de eerste schok uitgevallen was. Het kan nu bewust verwijlen in het pure onvoorwaardelijke ‘zijn’. Door het beoefenen van meditatie en contemplatie kan deze realisatie verdiept en gestabiliseerd worden. In die realisatie treft men nu bewust alle kwaliteiten aan die op natuurlijke wijze tot het bestaan behoren en niet nagestreefd hoeven te worden. Sterker nog, die onbereikbaar zijn door ze na te streven. Kwaliteiten als rust, vrede, verbondenheid, vertrouwen, overgave, plezier en creativiteit. Dit ruimere zelf kan ook beseffen, dat het wel een lichaam heeft, maar niet zijn lichaam is. Dat het wel gedachtes heeft, maar niet zijn gedachtes is. Dat het wel een geschiedenis heeft, maar niet zijn geschiedenis is. Dat het wel gevoelens en emoties heeft, maar niet zijn gevoelens en emoties is. Dat het wel bepaalde rollen heeft en dingen bezit, maar dat het niet die dingen is. Het is een open bewustzijn vol mogelijkheden in zijn verbondenheid met alles wat is. Het is zowel individu als dat het zich onderdeel weet van alles wat is. Het is niet ‘gescheiden van’, maar ‘onderdeel van’. Het is zowel een unieke manifestatie als een universele aanwezigheid.
De drang tot groei en ontwikkeling ‘zijn’
En dan kan de intelligentie van het bestaan, waar dit Zelf zich een inherent onderdeel van weet, zich van binnenuit aandienen. Deze mens weet iets doordat hij samenvalt met datgene waarvan hij zich bewust wordt. (Weten door het te zijn, ‘Knowledge by Identity’, in tegenstelling tot iets weten over iets buiten jezelf ‘afgescheiden kennis’ of ‘Seperate Knowledge’.) Dit weten is ontdaan van het neurotische karakter dat het probleem dat we iets niet hebben opgelost moet worden. Er is vertrouwen in de ontvouwing van het bestaan. Dan kan toewijding grootse dingen in werking zetten. En dat op een manier waar het afgescheiden zelf alleen maar van kan dromen. Dat betekent helemaal niet dat alles daardoor goed loopt of dat er geen pijn meer is. Het is geen oplossing voor problemen, maar wel een vreugdevolle wijze van bestaan, voorbij vechten en een permanent gevoel van tekort. Iets ‘willen’ kan rustig overwogen worden, omdat het geen compensatie van een tekort meer is. (Zie ook ‘Van onvrede naar vervulling‘) Alles wat we ons in onze ontwikkeling vóór de tweede schok hebben eigen gemaakt hebben, kan hier weer terugkeren en benut worden. Maar nu als een instrument in de handen van een mens die thuis is bij zichzelf.
Leven vanuit visie
Zo iemand blijft de grote vragen bij zich dragen: ‘Wie ben ik?’ en ‘Waarvoor ben ik hier?’, zonder dat daar echter een vast antwoord op hoeft te komen. Het is meer een oriëntatie op datgene wat ‘waar’ en ‘goed’ is. Het is ‘leven in een visie’ wat begint in de heelheid van eigen hart en geest. ‘Alles willen’ blijkt dus een juiste intuïtieve impuls geweest te zijn. Het kan worden van een onbeholpen poging van het afgescheiden zelf om iets te worden wat het niet is en ook nooit kan worden, tot een zelf dat onderdeel is van de de ontvouwing, van zichzelf, de ander en de grotere context van zijn leven. “Our progress is not measured by the amount of inventions we create… but by the amount of the world that we are able to reintegrate and recognize as ourselves.” (Satprem, Sri Aurobindo or The Adventure of Consciousness.)
Meer over de eerste en de tweede schok van het bestaan van de mensheid vind je in mijn boek ‘Humanity’s Second Shock and Your Unique Self‘
Dank voor deze post. Het raakt mij en helpt mij om het willen van mijn afgescheiden zelf een positief doel te geven.
Mijn willen is de vertaling van mijn afgescheiden zelf van een verlangen dat ik wil realiseren.
Zodra mijn afgescheiden gaat willen zorgt het ervoor dat ik weer bij mijn verlangens kan komen.
Het ego wel eten als het honger heeft, mijn verlangen is dat niemand honger heeft.
Als ik ontevreden ben op mijn werk, wil ik meer geld verdienen. Maar mijn verlangen is vrijheid en onafhankelijkheid.
Door dat te zien kan ik, zodra ik een behoefte aan meer geld zie ontstaan, onderkennen dat ik een verlangen heb, en dan actie ondernemen om aan dat verlangen tegemoet te komen. Zonder het aan enig resultaat te verbinden. Ik mag het willende en eisende afgescheiden zelf dus dankbaar zijn dat het mij wijst op mijn verlangens!
Beste sander. You got it. Veel plezier met je onderzoek en oefening vanuit bovenstaande onderkenningen.
Groet
Mauk